Dagboek W.K. van der Velde, afbeelding 16 Karel steeds gewoon aan 't [schijnd?]
Karel steeds gewoon aan 't klagen
Roza Roza zucht hij luid
Roza zijt g'een anders bruid
Hebt g'een minnaar mint hem hartlijk
Mint hem Roza, riep hij smartlijk
Ook nu riep hem de Echo na Roza Roza

4
Maar op eens voelt Karel zijn harte
Al met een nieuwe gloed verwarmd
Ziet daar 't eind aan 's jonglings smarte
Zijn lieve Roza klemt hem in armen
Karel zegt zijt gij de mijn
Eeuwig zal ik d'uwe zijn
Wie kon nu 's jonglings vreugde [merken?]
Zijn liefde ging door gaard en perken
En zo juigde hem de Echo na Roza Roza

Einde

Een lied van een meisje dat [zoude?] vlugten

1 Vers
Dochters komt wilt mijn droevig geval aanhoren
Al van een meisje van haar twintigst jaar
Toen de eerste liefde bij haar kwam openbaren
Al aan een jonkman die haar jong hartje behag


----


2
't Was tegen zin van hare brave ouders
Om dat zij was nog veel te jong van jaar
Haar minnaar sprak laat ons te zamen vlugten
En dan zullen wij te zamen leven met elkaar

3
Zij vlugten te zamen 't was door de groote liefde
Maar verders wisten zij ook gene raad
Haar geld en kleren kon niet blijven duren
Toen verliet hij haar en hij ging dienen voor zoldaat

4
Nu zit ik alleen en ik kan geen troost meer vinden
Al mijne kleren zijn nu op de [zwier?]
Ik wist geen raad als venus te gaan dienen
En zoo raakte ik al in een huisje van plasier

5
In mijne dienst wierd ik zeer wel ontvangen
Om dat mijn lichaam was gelijk een beeld
Mijn twee bruin oogjes en mijne rode wangen
Dienen voor de jonkmans maar het meeste voor 't geld

6
Ik bleef daar in tot aan mijn twintig jaren
Vol van vrouw Venus geslacht en veel plasier
Ik was in de plaats van Venus nog niet gevaren
Of op eene keer zoo sloeg het mij in de natuur